De nieuwe Kerk
Amsterdam, als middelpunt
Tijdens de verschijningen sprak Maria er regelmatig over dat zij
de Vrouwe van Alle Volkeren wil zijn. Ze waarschuwde ons voor
de ideeenstrijd die zou gaan woeden, ze noemde het zelfs een
‘ideeën-oorlog’. Nee, de strijd die zou gaan woeden zou niet
gaan om rassen en volken, de strijd zou een strijd om de geest
zijn.
“De hele wereld is in omwenteling. Doch het ergste is: de
mensen dezer wereld worden in omwenteling gebracht.” Dan
zegt de Vrouwe: “Luister goed, kind. Er zijn reeds veranderingen
gekomen en in behandeling. Ik wil echter de boodschap brengen
van de Zoon. De leer is goed, doch de wetten kunnen en moeten
worden veranderd.”
In de boodschappen spreekt de Vrouwe regelmatig over het
belang van de encyclieken en het veranderen van de wetten.
“Ik wil juist vandaag dit zeggen, omdat de wereld in grote
omwenteling is. Niemand weet welke kant heen. Daarom wil de
Zoon mij deze boodchap laten zenden.” (11 feb 1951)
“Laat toch allen weer terugkomen tot het kruis, dan alleen kan
er vrede en rust zijn.” Dan wordt het gebed gegeven. De Vrouwe
zegt: “Bid toch voor het kruis:
Heer Jezus Christus,
Zoon van de Vader,
zend nú Uw Geest over de aarde.
Laat de Heilige Geest wonen
in de harten van álle volkeren,
opdat zij bewaard mogen blijven
voor verwording, rampen en oorlog.
Moge de Vrouwe van Alle Volkeren,
die eens Maria was,
onze Voorspreekster zijn.
Amen.”
Gebed en beeltenis, en nieuwe kerk
In de boodschappen geeft de Vrouwe, de Vrouwe van Alle
Volkeren, ons een gebed en een beeltenis. Zowel het gebed als
de beeltenis hebben een speciale bedoeling.
“Waarom ik je dat hier geef, daar heb ik mijn speciale bedoeling
mee, dat komt nog. Breng alles goed over. … De geest der
onwaarheid dringt zo ontzettend door, dat het nodig is om dit
snel door te voeren. De gehele wereld is in verwording en
daarom zend de zoon de Vrouwe van Alle Volkeren, die eens
Maria was.” (4 mrt 1951)
“Deze beeltenis zal gaan naar Nederland, naar Amsterdam en
wel in 53. Zij zal komen in de nieuwe kerk, de kerk van de
Vrouwe van alle Volkeren. Zij wordt gesteld onder de zorg van
de Dominicanen en zal voorlopig gebracht worden in een kapel
of kerk, waarover de geestelijken en geefster zelf mogen
beslissen. De nieuwe kerk echter moet zo vlug mogelijk
gebouwd.” Nu laat de Vrouwe mij plotseling een kerk van
binnen zien. “Deze beeltenis zal komen op het altaar, dat aan de
evangeliezijde is gebouwd. Aan de andere zijde, epistelzijde, zal
het altaar komen van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.” Ik
zie dan aan de evangelie- en epistelzijde een voorstelling in
beeldhouwwerk, maar heel vaag, als het ware nog gesluierd.
Dan zie ik ineens een grasveld met bomen voor mij. De Vrouwe
zegt: “Waar nu nog gras is, zal vlug de Vrouwe van alle Volkeren
komen. Zeg uw bisschop dat het de wens is van de
Vrouwe van alle Volkeren dat deze kerk daar komt. De
Dominicaner paters zullen de zorg hebben voor de verspreiding
en voor deze beeltenis.” Terwijl de Vrouwe langzaam weggaat,
zegt Zij: “Ik zal grote gunsten verlenen onder deze titel.” (8 dec
1952)
Amsterdam, het middelpunt
“Nu spreek Ik tot uw bisschop: laat de kerk van de
Vrouwe van alle Volkeren toch komen op de plaats die Ik
aangegeven heb in Amsterdam.” Dan wacht de Vrouwe even
terwijl Zij in de verte kijkt. Daarna zegt Zij heel duidelijk en
langzaam: “De mariale gedachten zullen meer komen in deze
tijd. Amsterdam zal het middelpunt worden van de Vrouwe van
alle Volkeren. Daar zullen de volkeren door deze beeltenis de
Vrouwe van alle Volkeren leren kennen en haar vragen onder
deze titel de eenheid te verkrijgen en de eenheid onder de
volkeren. Deze beeltenis zal het laatste mariale dogma
vooruitgaan. Deze beeltenis zal vooruit komen in Amsterdam.
Voor de verspreiding zal zorg dragen uw leidsman en ieder die
mee kan werken. Het moet één grote gemeenschap worden,
waarvan Ik de leiding geef aan de Dominicaner paters. Laten zij
toch beseffen wat Ik hun in handen geef.” (10 mei 1953)
Eén gemeenschap
Daarna zie ik grote gebouwen, kerken. Er komen kerken van
allerlei soort, dus niet alleen katholieke kerken. De Vrouwe zegt:
“Het moet één grote gemeenschap worden.” Bij deze woorden
krijg ik vreselijke pijnen in mijn hand. Er komen stormen over
die kerken. (29 aug 1945)
Kerk en kruis
Daar staat de Vrouwe weer. Zij komt heel dicht voor mij staan
en zegt: “Luister goed en zeg tegen de theologen en volkeren
dezer wereld, dat zij mijn boodschap goed uitleggen en
proberen te begrijpen. De Heer Jezus Christus kwam en bracht
de Kerk en het kruis als geschenk van de Heer en Schepper. De
Kerk is en zal blijven. De Heer en Schepper verlangt van het
schepsel dankbaarheid. De Kerk is de gemeenschap van
volkeren, die de Heer en Schepper, de Vader, de Zoon en de
Heilige Geest zullen aanbidden en vereren. Al degenen die
boven de gemeenschap zijn geplaatst, zullen zorgen dat de Kerk
blijft en zich uitbreidt.”
Eén Gemeenschap
“Denkt om de toekomst.” En nu is het alsof de Vrouwe lachend
zegt: “Nee, de Vrouwe zegt niet: denkt om uw materiële
toekomst. Versta goed waarom Ik komen mag op deze grote
dag. Deze grote dag heeft de Heer Jezus Christus uitgezocht
voor de Vrouwe van alle Volkeren. Zij mag haar volkeren in
eenheid brengen. Zij mag haar volkeren in één grote
Gemeenschap brengen. Alle volkeren in één Gemeenschap,
daarvoor heeft deze wereld, deze tijd, die Ik herhaaldelijk heb
aangekondigd, te zorgen. Herhaaldelijk heb Ik in het verborgene
gesproken over deze tijd. Welaan dan, volkeren, deze tijd is
aangebroken. Nog is satan niet verdreven, maar gij moet
daarvoor zorgen, gij volkeren van de Kerk van Rome.” Nu heft
de Vrouwe weer waarschuwend haar vinger op en zegt met
ernst: “Denkt om uw sacramenten, zij bestaan nog. Volkeren,
brengt anderen door uw voorbeeld tot Hem, tot het dagelijks
wonder, tot het dagelijks offer.” (31 mei 1955)
De plaats van de nieuwe kerk
Nu wacht de Vrouwe lange tijd. Dan zegt Zij, terwijl Zij om zich
heen kijkt:“Nu laat de Vrouwe ten getuige van dezen je zien
waar en hoe de kerk van de Vrouwe van alle Volkeren zal
komen.” Weer zegt de Vrouwe lange tijd niets. Dan is het alsof
wij ineens op een grasveld staan. De Vrouwe laat mij nu heel
duidelijk zien waar de nieuwe kerk gebouwd moet worden. Zij
wijst naar links en zegt: “Kijk goed. Niet ginds, maar daar.” En
nu wijst Zij naar rechts. “Ik laat het nu zien. Vertel het later aan
de anderen.” Ik zie nu duidelijk de plaats: een grasveld met
bomen en een theehuisje, aan de Zuidelijke Wandelweg.
Nogmaals zegt de Vrouwe: “Kijk goed!” Zij wacht en vervolgt
dan: “Zij zullen moeite krijgen. Het is een groot terrein, later
omringd van een halve stad.” Ik zie dan ook een groot terrein,
omringd door nieuwe huizen en gebouwen. Een stuk van de dijk
die er nu ligt, is weg. (31 mei 1956)
Het eerste en voornaamste gebod: de Liefde, de Naastenliefde
Amsterdam, stad van
het Mirakel, stad van
de Heilige Eucharistie
Het altaar van de Vrouwe, een aparte kapel
Nu wijst de Vrouwe naar de evangeliezijde en zegt: “Het
altaar van de Vrouwe is uitgebeeld zoals Ik kom.” Ik zie
een voorstelling van de Vrouwe van alle Volkeren,
staande op de wereldbol, achter haar het kruis en om de
wereldbol heen schapen. Alle drie de voorstellingen zijn
gebeeldhouwd in een donkerbruine houtsoort, ook de
voorstelling van de Vrouwe van alle Volkeren. Ik ben
daarover erg verwonderd. De Vrouwe merkt dat
blijkbaar. Zij glimlacht en zegt: “De beeltenis die nu is,
ziet ge niet.” Zij bedoelt het schilderij. Dan wenkt Zij mij
haar te volgen. Wij lopen naar achteren, aan de
evangeliezijde. Achter in de kerk, een beetje opzij, zie ik
in een kleine kapel het schilderij van de Vrouwe hangen.
De Vrouwe glimlacht en zegt: “Daar, meer opzij, is de
beeltenis, apart in een aparte kapel. Dit heeft de Heer
Jezus Christus zo gewild.” (31 mei 1956)
De voorstellingen achter de altaren
Dan zegt de Vrouwe: “De offertafel in het midden.
Daarachter uitgebeeld het Laatste Avondmaal.” Nu laat
de Vrouwe mij duidelijk de voorstellingen zien achter de
drie altaren. Achter het middenaltaar zie ik over bijna de
gehele breedte van de ronde achterwand een uitbeelding
van het Laatste Avondmaal. De Christusfiguur is een
prachtige, waardige gestalte. Voor Hem staat een kelk.
In zijn handen houdt Hij een hostie; het is alsof Hij de
hostie breekt. Daaromheen de apostelen, half liggend
aan tafel. Dan gaat de Vrouwe met mij naar de
epistelzijde en zegt: “Daar ziet gij de Vader, zittend op
de wereldbol.” Tegen de achterwand aan de epistelzijde
zie ik een voorstelling van de Vader, de Zoon en de
Heilige Geest. De figuur die de Vader voorstelt, zit op de
wereldbol. Op zijn rechterhand staat een kruis.
Daarboven is een duif, die aan alle kanten stralen
uitzendt. De Vrouwe zegt: “Hij wordt overschaduwd met
het kruis in de hand door de Heilige Geest, uitgebeeld
als een duif die naar alle kanten de stralen uitzendt.”
(31 mei 1956)
De altaren
Op het platform staan drie altaren, geplaatst in een
halve cirkel. De Vrouwe wijst op het middenaltaar en
zegt: “In het midden het kruis, het dagelijks wonder, het
altaar van het kruisoffer.” De Vrouwe wijst dan op een
laag tabernakel met daarop een klein kruis. Dan wijst Zij
naar het altaar aan de epistelzijde. Met haar handen
samengevouwen, zegt Zij heel plechtig en eerbiedig:
“Het altaar van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.”
Dan wijst de Vrouwe mij op het altaar aan de
evangeliezijde en zegt: “Aan deze kant het altaar van de
Vrouwe van alle Volkeren. Kijk goed: gelijkvloers. Het
lijkt één halve cirkel. Een grote halve cirkel en aan
weerskanten een kleine.” Hoewel ik drie altaren zie, lijkt
het alsof ze verbonden zijn tot één altaar, één halve
cirkel en toch drie halve cirkels. (31 mei 1956)
Het voorportaal
De ingang van de kerk is bijzonder majestueus, groots
en voornaam. Er zijn trappen die naar het grote, open
voorportaal leiden. Dit voorportaal heeft aan de
voorkant vier geweldige pilaren, aan de boven- en
onderkant geornamenteerd. De pilaren zijn niet glad,
maar van boven naar beneden als het ware geribbeld.
Het dak boven de ingang, dat door deze pilaren wordt
ondersteund, heeft een opstaande rand met een of
ander beeldhouwwerk of reliëf. (31 mei 1956)
Het interieur van de kerk
Dan zegt de Vrouwe heel plechtig: “Wij treden nu het
huis van de Heer binnen.” Plotseling sta ik met de
Vrouwe in de kerk. Het is een grote, warme kerk. Alle
ramen zijn gebrandschilderd; het zijn diepe, warme
kleuren, overwegend een soort oosters rood en blauw,
kleuren die in onze kerken niet te zien zijn. Terwijl ik
met de Vrouwe door de kerk loop, valt mij op dat de
vloer een weinig schuin naar beneden loopt,
amphitheatergewijs. Opvallend is ook dat alles in de
kerk in een halve cirkel geplaatst staat. Alles aan en in
de kerk is rond. Voor in de kerk zie ik een verhoogd
plateau, een soort platform van geweldige afmetingen.
Het heeft aan de voorkant trappen, rond gebouwd. Ook
de zitplaatsen staan in het rond. Voor het platform zie ik
communiebanken.
De kerk van buiten gezien
Plotseling zie ik op de door de Vrouwe aangeduide plaats
een grote kerk staan. Het is een majestueuze kerk aan
een groot plein, een heel bijzondere kerk zoals wij die
niet kennen, maar waarin je van alle bestaande kerken
iets terugvindt. Het achtergedeelte lijkt oosters, de
voorkant heeft meer iets westers. De kerk is gebouwd
van geel-beige natuursteen. Heel opvallend zijn de
lichtgroene koepels, één grote met aan weerskanten
twee kleinere. De Vrouwe wijst mij hierop en zegt: “Je
ziet drie koepels op de kerk; één grote, twee kleinere
aan weerskanten.” Het groen van de koepels steekt
prachtig af tegen het geel-beige van de kerkmuren. In
deze muren zijn grote ramen, in het koepelgedeelte
alleen vlak onder de koepels. Op de grote koepel staat
een kruis. (31 mei 1956)
De wil van de Zoon
Ik zie een hel licht en hoor dan: “Daar ben Ik weer.”
Door dat helle licht heen zie ik de Vrouwe staan. Zij
zegt: “Zie goed en luister wat Ik je te zeggen heb.” Dan
schudt de Vrouwe afkeurend met het hoofd tegen mij en
zegt: “Kind, je zult toch mijn boodschap overbrengen.
Het is alleen mijn bedoeling dat de wil van de Zoon
opgevolgd wordt in deze tijd. Begrijp goed, jij bent
alleen het werktuig.” (4 mrt 1951)
Deze tijd is onze tijd
Dan wijst de Vrouwe weer op de aardbol en zegt: “Deze
tijd is onze tijd. Gij, kind, zijt het werktuig alleen om
deze dingen over te brengen. Gij zult dit doen. Ja, er
zijn bewijzen genoeg, die Ik ook heden nog gezegd heb.
Zeg dat Ik wil zijn: de Vrouwe van alle Volkeren.”
(11 feb 1951)
De krachten der hel
Terwijl ik voor de beeltenis bid, komt de Vrouwe ineens
tot leven. Het is alsof Zij uit het schilderij stapt en dan
zie ik haar zoals altijd, met een geweldig licht om haar
heen. Ik hoor haar duidelijk en met ernst zeggen:
“Vrees niets. Bij het inluiden van het mariale jaar was
het mijn bedoeling dat deze beeltenis nog hier zou zijn.
Daarna zal het naar Amsterdam gaan.” Nu wacht de
Vrouwe even en kijkt voor zich heen. Dan voel ik iets
ontzettend akeligs om de Vrouwe heen komen. Zij zegt:
“De krachten der hel zullen losbreken.” Het is dan of ik
om haar heen gedonder hoor en vreselijk geraas. Maar
dan glimlacht de Vrouwe en zegt: “Zij zullen echter de
Vrouwe van alle Volkeren niet verslaan.” Terwijl de
Vrouwe deze woorden zegt, komt er aan alle kanten zo’n
enorm hel licht om haar heen dat het pijn doet aan mijn
ogen. (3 dec 1953)